Wie of wat wordt er getroffen bij welke waterdieptes?
Nu ook de vitale partners en eventueel bedrijven met milieugevaarlijke stoffen in het projectteam vertegenwoordigd zijn, kunnen zij samen met de veiligheidsregio’s en de waterbeheerders aan de slag met de volgende vraag. Hierbij bepalen zij welke personen, dieren, zeer kwetsbare objecten, vitale infrastructuur, vitale objecten en bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen er in het gebied getroffen worden door directe effecten van de ernstige wateroverlast of overstroming (voor definities van deze begrippen zie de begrippen lijst). De volgende vragen kunnen bij het uitvoeren van de inventarisatie in het multidisciplinaire projectteam aan de orde komen.
- Hoeveel personen zijn aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
- Hoeveel (en wat voor type) dieren worden gehouden in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
- Welke zeer kwetsbare objecten zijn aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
- Welke vitale infrastructuur is aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevindt deze zich?
- Welke vitale objecten zijn aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
- Welke bedrijven met gevaarlijke stoffen zijn aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
- Welke buisleidingen met gevaarlijke stoffen zijn aanwezig in de verschillende ‘waterdiepte’ gebieden en waar bevinden deze zich?
Voor stroomsnelheden wordt er wel een algemene vuistregel gehanteerd, dat er voorbij 200 meter na de bres geen stroomsnelheden meer optreden met een verwoestende kracht. Als hulpmiddel voor het voeren van de gesprekken is hiervoor in de handreiking een vragenlijst ‘Probleeminventarisatie’ voor de verschillende beheerders opgenomen. Let wel, het is hier uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de veiligheidsregio de verantwoordelijkheid van deze beheerders overneemt. De veiligheidsregio fungeert als signaalgever, zodat de beheerders van deze objecten zelf hun verantwoordelijkheid kunnen nemen (bijvoorbeeld door het waterscenario op te nemen in hun eigen noodplannen of juist preventieve maatregelen te nemen).
Activiteiten
Voor de inventarisatie van personen is een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenten. In de gemeentelijke administratie (basisregistratie personen oftewel BRP) houdt de gemeente gegevens over haar inwoners bij. Deze gegevens zijn voor een deel overgenomen in de Provinciale Risicokaart (o.a. gegevens over bevolkingsdichtheid). Het gaat er bij deze inventarisatie om een algemeen beeld te krijgen van het aantal aanwezigen in logische deelgebieden binnen de verschillende ‘waterdieptegebieden’. De schaalgrootte is daarbij afhankelijk van de grootte van het ‘waterdieptegebied’. Bij de kustscenario’s zal een inventarisatie op gemeenteniveau voldoende zijn, terwijl bij bepaalde rivierscenario’s een inventarisatie op wijk of stadsdeelniveau zinvol kan zijn.
Informatie over dieren die op bedrijfsmatige schaal gehouden worden zijn te verkrijgen via de Land- en tuinbouworganisatie (LTO) of de regionale afdelingen daarvan. Ook hier geldt dat de schaalgrootte van de uit te voeren inventarisatie afgestemd dient te worden op de grootte van het geprojecteerde ‘waterdieptegebied’.
Informatie over verschillende typen kwetsbare objecten is beschikbaar op de provinciale risicokaart. Deze informatie is afkomstig uit het Informatie Systeem Overige Ramptypen (ISOR, bronhouders zijn gemeenten), en uit de zogenaamde ‘witte kaart’ (gebaseerd op GHOR4all). Deze informatie kan door de veiligheidsregio’s geraadpleegd worden via de kaartlagen in GEO4OOV. Deze kaartlagen zijn ook gekoppeld aan het Landelijk Crisis Management Systeem (LCMS). Voor de impactanalyse is het van belang overzicht te houden over de grote hoeveelheid beschikbare data over kwetsbare objecten. Daarom wordt geadviseerd de inventarisatie te beperken tot de zogenaamde ‘zeer kwetsbare objecten’.
Onder zeer kwetsbare objecten wordt in deze handreiking verstaan:
- Zeer kwetsbare gebouwen conform het BKL, bijlage VI, categorie A sub 1, 2 en 5:
- Gebouwen met een gezondheidszorgfunctie met een bedgebied.
- Gebouwen met een woonfunctie voor zorg
- Gebouwen met een celfunctie
- Cultureel erfgoed
Voor de definitie van zeer kwetsbare objecten is in de basis aangesloten bij de definitie van zeer kwetsbare gebouwen uit het Besluit kwaliteitseisen leefomgeving (BKL, consultatieversie dd 1 juli 2016). In het BKL (bijlage VI behorende bij artikel 5.3, tweede lid) worden onder zeer kwetsbare gebouwen ook nog gebouwen met een onderwijsfunctie voor basisschoolonderwijs, gebouwen voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking en gebouwen met een bijeenkomstfunctie voor kinderopvang genoemd. Deze categorieën vallen buiten de definitie van zeer kwetsbare objecten in deze handreiking. In deze handreiking is ervoor gekozen alleen die objecten te beschouwen waar mensen ook ’s nachts verblijven. Indien deze objecten getroffen worden, heeft dat namelijk direct gevolgen voor de veiligheid van de verblijfplaats van deze mensen en daarmee samenhangend voor de noodzaak tot evacueren. Kennis over deze objecten is aanwezig bij zowel gemeenten, de brandweer als de GHOR in de veiligheidsregio. Als hulpmiddel voor de inventarisatie van de zeer kwetsbare objecten is in bijlage 3 van de handreiking een lijst met voorbeelden van zeer kwetsbare objecten opgenomen.
Voor cultureel erfgoed is aangesloten bij de definitie die wordt gehanteerd door de Rijksdienst cultureel erfgoed. Als hulpmiddel voor de inventarisatie is in bijlage 3 van de handreiking een lijst opgenomen met voorbeelden van cultureel erfgoed. Daarbij is het cultureel erfgoed op volgorde van prioriteit gerangschikt met de belangrijkste objecten bovenaan. Opgemerkt moet worden dat deze rangschikking in bepaalde gevallen arbitrair kan zijn. De selectie van het te inventariseren cultureel erfgoed zal dan ook altijd in goed overleg met de gemeente, de provincie en op rijksniveau met de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed moeten plaatsvinden.
De informatie die nodig is voor de inventarisatie van de vitale infrastructuur en vitale objecten zal aangeleverd moeten worden door de vitale partners zelf. Als hulpmiddel daarvoor is in bijlage 3 van de handreiking een lijst opgenomen met voorbeelden van vitale infrastructuur en vitale objecten. Omwille van de overzichtelijkheid is het is belangrijk hierbij niet te gedetailleerd te inventariseren. Het gaat met name om vitale objecten die bij uitval problemen veroorzaken in een groot gebied dan wel bij zeer kwetsbare objecten.
De aanwezigheid van bedrijven en de ligging van buisleidingen met gevaarlijke stoffen is bekend bij de milieuafdelingen van gemeenten en provincies en de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Als hulpmiddel daarvoor is in bijlage 3 van de handreiking een lijst opgenomen met voorbeelden van bedrijven met gevaarlijke stoffen. De ligging van bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen is opgenomen in de Provinciale Risicokaart. Bij het bevoegd gezag (gemeente of provincie en eventueel RUD’s) is meer detailinformatie bekend over de aanwezigheid en opslagwijze van gevaarlijke stoffen. Gemeenten, provincies en RUD’s kunnen nadere duiding geven aan de informatie die is opgenomen in de Provinciale Risicokaart. Het is daarom belangrijk dat zij betrokken worden bij de inventarisatie van bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen.
Nu geïnventariseerd is wie/wat in het gebied bij welke waterdieptes getroffen wordt, is het zaak om een nadere analyse uit te voeren over de verkregen data. Niet alle getroffen zaken zijn immers even belangrijk. Deze analyse wordt uitgevoerd door het gehele projectteam, waarbij zij hun eigen expertise inbrengen. Op basis van deze analyse wordt bepaald welke infrastructuur/objecten in de impactanalyse meegenomen worden. Als hulpmiddel hiervoor is in bijlage 4 van de handreiking een overzicht met prioriteringscriteria opgenomen voor kwetsbaar, vitaal en milieu.
Resultaat
Na het beantwoorden van vraag 3 heeft het projectteam verschillende kaartlagen tot haar beschikking:
- Een kaart van aantallen personen en dieren
- Een kaart van zeer kwetsbare objecten in het effectgebied
- Een kaart van vitale infrastructuur in het effectgebied
- Een kaart van vitale objecten in het effectgebied (inclusief voor de rampenbestrijding vitale objecten)
- Een kaart van bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen in het effectgebied.
Daarnaast heeft het projectteam een overzicht van beheerders van zeer kwetsbare objecten, vitale infrastructuur, vitale objecten, bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen in het effectgebied die door het projectteam benaderd moeten worden om nadere informatie te achterhalen over de impact van de verschillende waterdieptes voor deze objecten/infrastructuur.
In tabel 3 zijn de activiteiten die uitgevoerd moeten worden voor de beantwoording van de derde vraag nog eens overzichtelijk weergegeven. Ook is weergegeven wie welke activiteit uitvoert en is per activiteit een link opgenomen naar de hulpmiddelen die daarvoor in de handreiking beschikbaar zijn. In de meest rechter kolom van de tabel is steeds het resultaat van deze activiteit vermeld.
Tabel 3. Uit te voeren activiteiten voor de beantwoording van vraag 3.
Activiteit | Uitvoerder | Hulpmiddel | Resultaat |
Inventarisatie personen en dieren | VR (s), gemeenten en LTO | Provinciale risicokaart
BRP LTO |
Kaart personen en dieren in effectgebied |
Inventarisatie zeer kwetsbare objecten | VR(s), GHOR(s) en gemeenten | Inventarisatielijst kwetsbaar, vitaal en milieu
Witte kaart Provinciale risicokaart Veilig Erfgoed |
Kaart zeer kwetsbare objecten in effectgebied |
Inventarisatie vitale infrastructuur en vitale objecten | VR(s), vitale partners | Inventarisatielijst kwetsbaar, vitaal en milieu | Overzicht van bedrijven en buisleidingen met gevaarlijke stoffen met problemen bij bepaalde waterdiepte, stroomsnelheden en na bepaalde tijdsduur |
Inventarisatie bedrijven/ buisleidingen met gevaarlijke stoffen | VR(s), gemeenten, provincie(s), RUD’s | Inventarisatielijst kwetsbaar, vitaal en milieu | Kaart bedrijven/ buisleidingen met gevaarlijke stoffen in effectgebied |
Prioritering zeer kwetsbare objecten, vitale infrastructuur, vitale objecten, bedrijven/ buisleidingen met gevaarlijke stoffen | Projectteam | Prioriteringscriteria kwetsbaar, vitaal en milieu | Lijst met te benaderen beheerders van zeer kwetsbare objecten, vitale infrastructuur, vitale objecten, bedrijven/ buisleidingen met gevaarlijke stoffen in effectgebied |
Prioriteringscriteria kwetsbaar, vitaal en milieu
Nu is geïnventariseerd wat in het gebied bij welke waterdieptes getroffen wordt, is het zaak om een nadere analyse uit te voeren over de verkregen data. Niet al deze gegevens zijn immers even belangrijk. Deze analyse wordt uitgevoerd door het gehele projectteam, waarbij de verschillende projectteamleden hun eigen expertise inbrengen. Waar het om gaat is enerzijds die objecten te identificeren, die kunnen leiden tot serieuze keteneffecten en anderzijds die objecten waar grote aantallen slachtoffers kunnen vallen.
Genoemde criteria zijn kwalitatief en zullen op basis van de expertise van het projectteam met elkaar besproken moeten worden. De criteria komen deels overeen met de criteria zoals deze genoemd zijn in de Nationale Risicobeoordeling (NRB, 2008). Voor de criteria die overeenkomen met de criteria in de NRB is na de opsomming van de criteria beschreven hoe deze binnen de NRB zijn gekwantificeerd.
Criteria kwetsbaar
- Indien dit object wordt getroffen vallen grote aantallen slachtoffers (conform NRB)
- Indien dit object wordt getroffen ontstaat grote maatschappelijke onrust
- ...
Criteria vitaal en milieu
- Door uitval van de betreffende infrastructuur ontstaat grote aantasting van de integriteit van het grondgebied (conform NRB)
- Door uitval van de betreffende infrastructuur/het betreffende object ontstaan neveneffecten tot buiten de eigen veiligheidsregio(s)
- Door uitval van de betreffende infrastructuur/het betreffende object wordt het functioneren van de hulpverleningsdiensten in grote mate belemmerd
- Door uitval van de betreffende infrastructuur/het betreffende object vallen grote aantallen additionele slachtoffers ten opzichte van de slachtoffers die ontstaan door de overstroming op zich (conform NRB)
- Door uitval van de betreffende infrastructuur/het betreffende object ontstaat maatschappelijke ontwrichting (conform NRB)
- ...
Kwantificering criteria conform NRB
Voor het bepalen van de impact wordt de volgende categorie indeling aangehouden in de NRB.
Impactcategorieën
- Beperkte gevolgen
- Aanzienlijke gevolgen
- Ernstige gevolgen
- Zeer ernstige gevolgen
- Catastrofale gevolgen
Criterium ‘Aantasting van de integriteit van het grondgebied’
Onder aantasting van de integriteit van het grondgebied wordt conform de NRB verstaan ‘Het feitelijke of functionele verlies van, dan wel het buiten gebruik zijn van, dan wel het verlies van zeggenschap over delen van de regio’. Onder functioneel verlies wordt vooral verstaan het verlies van het gebruik van gebouwen, woningen, infrastructuur, wegen en grond.
De indicatoren voor het bepalen van de impact zijn:
- De oppervlakte van het bedreigde of aangetaste gebied (geografische afbakening)
- De tijdsduur gedurende welke het gebied wordt bedreigd of aangetast
- De bevolkingsdichtheid van het betreffende gebied.
In tabel B4 is weergegeven hoe op basis van deze indicatoren een impactklasse kan worden bepaald.
Tabel B4. Impactklassen aantasting integriteit grondgebied.
Oppervlakte | wijk/dorp (<4 km2 | lokaal (4-40 km2) | gemeentelijk (40-400 km2) | regionaal (>400 km2) |
Tijdsduur | ||||
2 tot 6 dagen | A | A | B | C |
1 week tot 1 maand | A | B | C | D |
1 tot 6 maanden | B | C | D | E |
Meer dan een half jaar | C | D | E | E |
Het resultaat van de impactscore wordt eventueel gecorrigeerd op basis van de bevolkingsdichtheid in het betreffende gebied:
- Indien bevolkingsdichtheid > 750 personen per km2 dan +1 (bijv. B wordt C)
- Indien bevolkingsdichtheid < 250 personen per km2 dan -1 (bijv. D wordt C)
Criterium Slachtoffers: Acute doden en ernstig gewonden
De indicatoren voor het meten van de impact zijn weergegeven in tabel B5.
Tabel B5. Impactklassen dodelijke slachtoffers en ernstig gewonden.
Aantal dodelijke slachtoffers | 1 | 2-4 | 5-40 | 41-400 | >400 |
Aantal ernstig gewonden | 1 | 2-4 | 5-40 | 41-400 | >400 |
Impactklasse | A | B | C | D | E |
Criterium Slachtoffers: Lichamelijk lijden
Onder lichamelijk lijden wordt verstaan ‘Blootstelling aan extreme weer- en klimaatomstandigheden, alsmede het gebrek aan voedsel, drinkwater, energie, onderdak of anderszins primaire levensbehoeften’. De indicatoren voor het bepalen van de impact zijn weergegeven in tabel B6.
Tabel B6. Impactklassen lichamelijk lijden.
Aantal | < 400 getroffenen | < 4.000 getroffenen | < 40.000 getroffenen | > 40.000 getroffenen |
Tijdsduur | ||||
2 tot 6 dagen | A | B | C | D |
1 week tot 1 maand | B | C | D | E |
1 maand of langer | C | D | E | E |
Criterium maatschappelijke ontwrichting: Verstoring dagelijks leven
Onder verstoring van het dagelijks leven wordt verstaan ‘De aantasting van de vrijheid om zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en in openbare ruimten, waardoor de deelname aan het normale maatschappelijke verkeer wordt belemmerd’.
Als indicatoren voor het bepalen van de impact worden de volgende vijf gehanteerd:
- geen onderwijs kunnen volgen;
- niet naar het werk kunnen gaan;
- geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke voorzieningen als die voor sport, cultuur of gezondheidszorg;
- verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer;
- niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen wegens winkelsluiting.
De genoemde indicatoren worden gewaardeerd op basis van:
- aantal getroffen inwoners;
- tijdsduur;
- aantal indicatoren van toepassing.
In tabel B7 is de waardering van de indicatoren opgenomen om de impactklasse te kunnen bepalen.
Tabel B7. Impactklassen Verstoring van het dagelijks leven.
Aantal | < 400 getroffenen | < 4.000 getroffenen | < 40.000 getroffenen | > 40.000 getroffenen |
Tijdsduur | ||||
1 tot 2 dagen | A | A | B | C |
3 dagen tot 1 week | A | B | C | D |
1 week tot 1 maand | B | C | D | E |
1 maand of langer | C | D | E | E |